De Kruikenzeiker
1: Troetelnaam van een Tilburger tijdens carnaval, wanneer Tilburg Kruikenstad genoemd wordt. De naam is verbonden met het Tilburgse verleden als textielstad. In die tijd moesten de arbeiders hun urine in een kruik verzamelen, ofwel in de 'kruik zeiken'. Het is niet bekend wie of wanneer deze benaming voor de Tilburgse carnavalsvierders heeft gegeven. Maar in de jaren vijftig was deze naam al ingeburgerd. Eind 1984 bracht de VVV het Kruikezèkerke uit, een dropje in de vorm van dit symbool.
2: Op de Heuvel staat sinds 1968 tijdens de carnavalsdagen het levensgrote beeld van de kruikenzeiker op een sokkel. Wordt ook wel eens „menneke" genoemd. Deze wordt daar op carnavalszaterdagmiddag geplaatst, en op carnavalsdinsdag rond middernacht weer weggehaald In 1966 (Willemsplein) en 1967 (Heuvel) stond er in plaats van de kruikenzeiker een levensgrote kruik. In 1986 bood de Carnavalsstichting Tilburg een bronzen beeldje van 70 centimeter aan de stad aan, en is geplaatst bij de overgang van Heuvelstraat naar Nieuwlandstraat.
Bron: http://stadsmuseum.tilburg.nl/carnaval/carnaval.htm
Kruikenzeiker: mythe of werkelijkheid?
'Kruikenzeiker' is een bijnaam voor de inwoners van Tilburg, die vooral in de carnavalstijd dienst doet. De naam herinnert aan het gebruik van urine bij enkele bewerkingen van de wol. Die werd gewassen, aldus een acte uit 1689 'met een stinckende vochtighe materie, te weten met warm stinckende pis'. Het is een van de oudste verhalen over het gebruik van urine bij de textielnijverheid. Volgens een textieldeskundige bij uitstek, de Tilburgse ingenieur Piet van Gorp, werd urine vroeger gebruikt bij het vollen, het wassen en het verven. Dat gebeurde niet alleen in Tilburg, maar overal waar lakens of wollen stoffen werden gefabriceerd. Bij het wassen was de urine reinigingsmiddel, bij het vollen werd 'verrotte urine' als reinigings- en glijmiddel gebruikt en bij het verven van wol bevorderde de urine, mits juist gebruikt, het gelijkmatig verven. Van de fabriek van Pollet & Co, waarvan op de hoek van de Utrechtsestraat/Fabriekstraat de fabrikantenvilla nog in volle glorie overeind staat, is een verfboek uit 1822 bewaard gebleven. Daarin komen diverse recepten voor waarin de toevoeging van 'emmers pis' wordt beschreven. De prijs bedroeg toen 8 duiten (= 5 cent) voor een emmer.
Met de komst van allerlei chemicaliën in de negentiende eeuw verdween de noodzaak om urine te gebruiken bij het produktieproces. Het vermoeden bestaat dat de op ouderwetse wijze producerende fabriekjes in die eeuw nog weleens urine gebruikten, maar dat van een algemeen gebruik geen sprake meer was. Ter vervanging van ammoniak zou in de Eerste Wereldoorlog het gebruik tijdelijk zijn opgeleefd. Zekerheid daarover bestaat niet.
De urine werd door de arbeiders in kruiken meegenomen naar het fabriekshuis of later de fabriek. Voor alle duidelijkheid: het gebruik van menselijke urine staat buiten kijf en in het verleden is de verzamelde 'pis' zeker meegenomen naar de werkplaats waar het vollen, verven of wassen plaatsvond. Er werd in het begin van de vorige eeuw 2 tot 4 à 5 cent voor een volle emmer betaald. Maar of dat eind vorige, begin deze eeuw in de fabrieken ook nog steeds gebeurde, valt sterk te betwijfelen. De verhalen van diegenen die het zich menen te herinneren, blijken bij navraag steeds gebaseerd te zijn op 'van horen zeggen'. Feit is dat in de tot nu toe bekende boekhoudingen van de Tilburgse textielfabrieken, aanwezig in het gemeentearchief en op het textielmuseum, uit de periode na 1850 niets over het uitbetalen van geld voor urine is terug te vinden. De budgetten die van Tilburgse arbeidersgezinnen bekend zijn, melden ook al niets over deze vermeende bijverdienste. Wie weet dat het jaarinkomen van de textielarbeiders in de negentiende eeuw 300 tot 400 gulden was kan zich voorstellen dat een aanvulling met 30 tot 40 gulden die zo eenvoudig te verdienen was niet onopgemerkt had kunnen blijven.
De verhalen over de kruikenzeiker overtreffen inmiddels verre de werkelijkheid zoals die uit de bronnen opgetekend kan worden. De mythe van de fabrieksarbeider die dagelijks met een kruik urine naar de fabriek toog, wordt zorgvuldig in stand gehouden door de VVV en de carnavalsverenigingen. De realiteit, die eruit bestond dat de arbeiders zes dagen per week voor dag en dauw met hun blauwe drinkkruikske naar de fabrieken trokken om er met hard werken een schamel loon te verdienen, wordt erdoor opgefleurd. Het beeldje 'de kruikenzeiker', in 1965 geportretteerd naar een arbeider van de schoenfabriek (!) Nard de Beer, mag als zelfspot van de Tilburgers over hun roemruchte textielverleden worden beschouwd.
Bron: drs. Henk van Doremalen, 'De boeiende historie van Tilburg, de Tilburgers en hun textiel', in: Ach Lieve Tijd Tilburg (Zwolle, Uitgeverij Waanders BV, 1994), p. 104.